[door Dr. Michael Pearson-Smith] Het besluit van één man om het traditionele Chinese geloof van 100 miljoen mensen "uit te vagen". De afgelopen vier jaar hebben China-waarnemers een variëteit aan socio-politieke redenen geponeerd waarom het Chinese regime in beweging kwam om Falun Gong - een goedaardige beweging van lichamelijke oefeningen en meditatie met oeroude Chinese wortels - te verpletteren. Het antwoord blijkt veel simpeler en veel verontrustender dan de meesten oorspronkelijk gisten.
Toen de nationale vervolgingscampagne tegen Falun Gong in China begon in juli 1999, geloofden velen dat de campagne een massabeweging was die georkestreerd en gesteund werd door het communistische partijleiderschap als een geheel. Sinds die tijd zijn echter vele feiten bekend geworden die licht geworpen hebben op de manoeuvres van het toenmalige communistische partijhoofd Jiang Zemin. Een overvloed aan bewijs is boven water gekomen die niet alleen aantoont dat Jiang het beleid om Falun Gong uit te roeien zelf heeft opgesteld, maar ook voorbijging aan de Premier en de rest van het comité van het Politburo, welke initieel niet instemden met Jiangs standpunt tegen Falun Gong, om een campagne tegen Falun Gong te starten. Bovendien heeft Jiang sinds 1999 de drijfveer gevormd achter de campagne en haar stijgende intensiteit.
Falun Gong floreert in China
Sinds haar introductie aan het publiek in mei 1992 tot het begin van de vervolging in juli 1999, is het aantal beoefenaars gegroeid tot in de tientallen miljoenen. In 1999 vertelden overheidsfunctionarissen Associated Press en de New York Times dat hun schatting "tenminste 70 miljoen" bedroeg. (AP: "Growing group poses a dilemma for China," 26-04-1999; NYT: "In Beijing: A roar of silent protestors," 27-04-1999)

Velen schreven de snelle groei van Falun Gong toe aan haar effectiviteit in het verbeteren van de fysieke gezondheid van miljoenen Chinese burgers, terwijl het tevens het mentale en spirituele welzijn verhoogde. Tegen begin 1999 kon men overal Falun Gong beoefenaars de ochtendoefeningen zien doen in alle grote steden van China. In een strikt gecontroleerde samenleving zoals China zou het onmogelijk zijn geweest voor zulk een massabeweging en sociaal fenomeen te bestaan, laat staan floreren voor zeven jaren, zonder toestemming en steun van alle niveaus van de overheid.
In die tijd was niet alleen de massa Falun Gong aan het leren, ook alle zeven leden van het comité van het Politburo hadden Zhuan Falun, het hoofdwerk van Falun Gong, gelezen. Velen van hun vrienden en kennissen beoefenden ook Falun Gong. Vele hooggeplaatste functionarissen binnen de communistische partij, overheid en het leger hadden de beoefening opgepakt na de lezingen van Dhr. Li Hongzhi bijgewoond te hebben of het persoonlijk door overlevering van mond op mond gehoord te hebben.
Het offensief tegen Falun Gong begint
In de tweede helft van 1996 begonnen Falun Gong beoefenaars voor het eerst incidenten van lastig vallen door de politie te melden. Luo Gan was toen al een hooggeplaatste functionaris. Als de voorzitter van het Politieke Juridische comité van de communistische partij, had Luo de leiding over het Openbare Veiligheidsbureau, de nationale geheime diensten en de rechterlijke macht. Luo Gan zag in Falun Gong een kans voor verder politiek gewin en stelde een plan in werking om Falun Gong tegen de regering op te zetten.
Als onderdeel van zijn plan, zoekend voor een excuus om de beoefening te verbieden, gaf Luo de politie van China opdracht een geheim onderzoek naar Falun Gong in te stellen over het gehele land. In juli 1998, via het Chinese ministerie van Openbare Veiligheid (ook bekend als het Politieke Veiligheidsbureau), openbaarde Luo Openbare Autoriteit #555 "Mededeling over het verrichten van onderzoek naar Falun Gong" \[1998]. Dit document bestempelde Falun Gong eerst als "sekte", en vroeg vervolgens de politiebureaus over het gehele land om systematisch agenten in te zetten om onderzoek te verrichten en "bewijs" te verzamelen. Het onderzoek van de politie leverde echter geen bewijs van misdaden gerelateerd aan Falun Gong op.
Aan het eind van de zomer werd er een brief geschreven in reactie op Luos politie-onderzoek door 135 zeer gerespecteerde leden van de samenleving, waaronder vermaarde professors, acteurs, en hooggeplaatste overheidsfunctionarissen. De hoofdopsteller van de brief was een bekende professor in Recht aan de universiteit van Beijing. In de brief legde hij uit dat de basis van Luo Gans onderzoek naar Falun Gong in juli, de bovengenoemde "Mededeling" van het Chinese ministerie van Openbare Veiligheid, de Chinese grondwet schond en onwettelijk was.
Premier Zhu Rongji antwoordde snel en zei dat het Openbare Veiligheidsbureau Falun Gong beoefenaars niet zou moeten lastig vallen en zich zou moeten concentreren op veiligheidszaken. Zhus reactie vermeldde tevens dat Falun Gong geholpen had grote bedragen aan medische kosten te besparen voor het land.
Premier Zhus reactie werd echter onderschept door Luo en nooit doorgeleid naar Falun Gong beoefenaars. Het was niet voor 25 april 1999 dat Premier Zhu vernam dat zijn reactie door iemand was achtergehouden. Het was ook niet eerder dan die tijd dat Falun Gong beoefenaars hoorden dat er zon positieve reactie van Premier Zhu was gekomen.
Volgend op het politie-onderzoek in juli, voerden enkele gepensioneerde communistische partijleden van het Nationale Volkscongres geleid door Qiao Shi, wie in zijn tijd een hooggeplaatste functionaris was, hun eigen onderzoek uit naar Falun Gong. Ze ontvingen veel terugkoppeling van het volk en concludeerden dat Falun Gong China veel voordeel bracht zonder een negatieve impact. Ze eindigden hun rapport met te zeggen "Door de harten van het volk te winnen, wint men de wereld. Verliest men de harten van het volk, verliest men alles." Het rapport werd in oktober ingediend bij het Permanente Staande Comité (de groep van zeven communistische partijleden die het land leiden), waarvan Jiang Zemin aan het hoofd stond.
Kenners van Zhongnanhai (het gebouwencomplex van de centrale regering in Beijing) rapporteerden dat Jiang zeer ontevreden was met dit rapport, en een noot schreef aan Luo Gan waarin hij zijn ontevredenheid uitte, een noot die Luos verlangen stimuleerde om zichzelf te verbeteren door tegen Falun Gong in te gaan.
25 april: Jiang Zemins excuus om oorlog af te kondigen
Het lastig vallen van Falun Gong werd aan een stadshoofd van Tianjin, niet ver van Beijing, opgedragen. Luo Gans schoonbroer, een man met een universitaire graad in natuurkunde, genaamd He Zuoxiu, die regelmatig propaganda artikelen had geschreven voor de communistische partij. Hij schreef een artikel voor een magazine waarin Falun Gong aangevallen werd. Het artikel omvatte een eerder gebruikt negatief artikel over een individu waarvan gezegd werd dat hij zelfmoord gepleegd had vanwege Falun Gong (in feite had de betreffende jongeman noch ooit Falun Gong beoefend, noch zelfmoord gepleegd). Toen het magazine weigerde het artikel terug te trekken, hielden Falun Gong beoefenaars een vreedzaam protest voor het kantoorgebouw van het magazine.
De politie arresteerde en sloeg hen. Toen lokale Falun Gong beoefenaars in beroep gingen bij de politie in Tianjin voor de vrijlating van de gearresteerden, werd hen verteld dat alle beroep in deze kwestie in Beijing moest gebeuren. In alle voorgaande incidenten waarin beoefenaars lastig gevallen waren, was dit nooit gezegd. De inzet had zich verhoogd.
In China zijn Bezwaarkantoren opgezet door de overheid om klachten van het volk te ontvangen. Alle niveaus van de partij en de administratieve afdelingen hebben Bezwaarkantoren. Bijvoorbeeld, het Klaagkantoor voor de Staatsraad bevindt zich in de Fuyou-weg, een paar honderd meter van Zhongnanhai, het gebouwencomplex van de centrale regering in Beijing.

Op de morgen van 25 april 1999 kwamen er meer dan 10.000 Falun Gong beoefenaars - de instructies volgend die hen gegeven werden door de functionarissen van Tianjin - naar het Klaagkantoor van de Staatsraad van diverse regio's. Zij hadden gehoord van de situatie door overdracht van mond op mond, en kwamen om in beroep te gaan uit hun eigen wil, hopend direct in beroep te kunnen gaan bij de functionarissen van de centrale overheid. De politie wachtte hen op in volle sterkte. In plaats van hen weg te sturen van het gevoelige gebouwencomplex van de overheid naar de Bezwaarkantoren, deed de politie het tegenovergestelde. Ze weigerden de beoefenaars de Bezwaarkantoren te naderen en instrueerden hen naar de overkant van Zhongnanhai zodat de groep het complex in nette, geordende rijen omsingeld had.
Op die dag, kwam de toenmalige Premier Zhu Rongji naar buiten uit Zhongnanhai en sprak met de Falun Gong beoefenaars. Volgens getuigen vroeg Premier Zhu waarom de beoefenaars gekomen waren, en zei "Heb ik niet al gecommentarieerd op jullie beoefening?" De Falun Gong beoefenaars antwoordden dat ze Zhus correspondentie nooit ontvangen hadden. Ze gingen verder uit te leggen dat de politie van Tianjin meer dan 30 beoefenaars geslagen en illegaal gearresteerd had. "Ons werd verteld dat deze kwestie niet lokaal opgelost kon worden en dat we in beroep zouden moeten gaan bij de centrale overheid", zeiden de beoefenaars tegen Premier Zhu.
Na een verslag van de situatie beluisterd te hebben, gaf Zhu opdracht om de gearresteerde beoefenaars dezelfde dag nog vrij te laten. Na bevestigd te hebben dat de beoefenaars in Tianjin vrijgelaten zouden worden, vertrokken de 10.000 anderen weer rustig.
Niet wetende dat de beoefenaars geïnstrueerd waren om naar Beijing te gaan en zich rond Zhongnanhai moesten opstellen, veronderstelden veel waarnemers dat de beoefenaars daar waren om de autoriteit van de communistische partij direct uit te dagen, en, toen de vervolging begon, dat de incidenten van 25 april de aanleiding daarvan waren.
Jiang gaat voorbij aan regeringsleiders en geeft opdracht tot vervolging
Ooggetuigen melden dat toen het nieuws van het beroep van Falun Gong Jiang bereikte die dag, hij reageerde met een vurigheid die alle aanwezigen shockeerde, "Verpletter Falun Gong! Verpletter het! Verpletter het compleet!"
Die avond schreef Jiang een brief aan de andere leden van het Permanent Staande Comité en andere top partijleden, oproepend tot een spoedberaad over dit incident. "De communistische partij moet Falun Gong verslaan," schreef Jiang in zijn brief. "Hoe is het mogelijk dat de Marxistische theorie die wij uitdragen en het materialisme en atheïsme waar we in geloven niet kan verslaan waar Falun Gong in gelooft? Als het waar zou zijn, zouden we dan niet lachwekkend zijn?"
Tijdens de vergadering bekritiseerde Jiang Zhu openlijk door hem "verward, verward!" te noemen. Hij verwierp de beslissing van de Premier die in het proces van implementatie verkeerde, en dwong de partij zijn persoonlijke doel te accepteren en Falun Gong "uit te vagen".
Aan het eind van de vergadering stopte Zhu Rongji, die onder Mao beschuldigd werd "rechts" te zijn, en schudde handen met alle aanwezige stafleden en nam afscheid. Het is niet bekend of hij sindsdien nog een woord over Falun Gong gerept heeft.
Handelend volgens Jiangs instructies stelde het Algemene Bureau van het Centrale comité van de Chinese communistische partij een circulaire op aan de partij commissies van alle provincies, autonome regio's en gemeenten. Hierin werd geëist dat nagetrokken werd of enig personeel Falun Gong beoefenaars waren en of ze naar Zhongnanhai geweest waren op 25 april. Jiang verzekerde ook dat het Algemene Politieke Departement van het Bevrijdingsleger van het Volk een richtlijn uitbracht die vereiste dat al het militaire personeel, inclusief ondersteunende diensten en zelfs gepensioneerden, hun beoefening van Falun Gong zouden stoppen. Het bevel stelde: "De krijgsmacht van het volk mag nooit qigong organisaties van religieuze aard toestaan; en moet ferm en slagvaardig die mensen ontslaan die Falun Gong beoefenen. Wie niet gehoorzaamt zal strikt gedisciplineerd worden."
Jiang had echter te kampen met aanzienlijke tegenstand binnen de communistische partij. Zijn beleid werd door de meeste leden in de top van de partij als irrationeel gezien, onnodig en als een schending van de Chinese grondwet. Jiang was echter het hoofd van de communistische partij, de regering en het leger. Dus, door Jiangs intimidatie, verstilde het protest in de Falun Gong kwestie van alle hooggeplaatste functionarissen geleidelijk in de komende maanden.
Tussen 25 april en 20 juli 1999 begonnen Jiang en Luo van elke vergadering en openbare gelegenheden gebruik te maken iedereen te dwingen hun houding te uiten en hun trouw te bezweren. Bronnen binnen de Chinese regering zeggen dat de situatie in die tijd ook erg chaotisch was aangezien Jiangs volgelingen trachtten belastende details te vinden die ze konden gebruiken in het rechtvaardigen van de vervolging en tegenspraak te verstillen.
De Staats Bezwaarkantoren volgden nog steeds het beleid van "vrijheid van beoefening van qigong" en "geen ban op spirituele praktijken". Deze aankondigingen waren te lezen op de muren van de Bezwaarkantoren direct naast het nieuwe beleid dat door Jiang ingevoerd was, wat de onenigheid over Falun Gong binnen de hoogste niveaus van de partij voor iedereen zichtbaar maakte.

Tijdens een Politburo vergadering op 7 juni kondigde Jiang het besluit aan een leidend team te vormen om "het Falun Gong probleem aan te pakken". De leider van dat team zou de voormalige vice-premier Li Lanqing worden, en zijn assistenten zouden zijn Luo Gan en de minister van propaganda Ding Guangen.
Op 10 juni vormde het Centrale Comité gehoorzaam het "Leidende team om het Falun Gong probleem aan te pakken", aangevoerd door Li, met Luo en Ding als assistenten. Dit team zou naderhand het zogenaamde "610 Buro" blijken te zijn, genaamd naar de datum van haar inwerkingstelling. Het 610 Buro zou het beleid van Jiang en zijn Leidende team in het uitvagen van Falun Gong ten uitvoer brengen.
In de ochtenduren van 20 juli 1999, werden Falun Gong contactpersonen uit hun bed gelicht en vastgehouden door de politie. Diezelfde dag, gaf Jiang opdracht aan het Centrale Departement voor Burgerlijke Zaken, dat verantwoordelijk is voor de registratie van groepen en organisaties, een notitie uit te brengen waarin Falun Gong in de ban gedaan wordt.
Een geschatte 35.000 beoefenaars werden in de daarop volgende weken gearresteerd. Binnen enkele maanden kwamen vanuit China de eerste rapporten binnen van ernstige mishandeling, marteling en moord.
Vier jaren van Jiang-gesponsorde terreur
Volgens bronnen in China en duizenden bekentenissen van slachtoffers van de afgelopen vier jaar, implementeerde Jiang de vervolging volgens een drietand systeem binnen alle niveaus van de overheid. Vernietig \[Falun Gong] beoefenaars fysiek; verwoest hun reputatie; vernietig ze financieel.
Talloze bevelschriften afgegeven door Jiang, waarvan de veiligheids- en propaganda machines geen andere keuze hadden dan ze op te volgen, waren illegaal en ongrondwettig. In juli 1999 verklaarde Jiang, via het Bureau van Burgerlijke Zaken (een administratieve tak), Falun Gong als een illegale organisatie. Volgens Artikelen 2, 80 en 81 van de Grondwet van de Volksrepubliek China, heeft alleen het Congres van het Nationale Volk de mogelijkheid een organisatie illegaal te verklaren. De President heeft deze macht niet. Het was echter dit uitvoerende bevel dat de vervolgingscampagne initieerde.
In oktober 1999 accepteert het Nationale Volkscongres een serie wetten die erop gericht zijn Falun Gong aan te vallen. Met betrekking tot deze wetten, wordt in een artikel uit de Washington Post van 2 november 1999 gezegd: "Als het Chinas communistische leiders ontbreekt aan de wetten die ze nodig hebben om een vreedzame meditatiebeweging zo hard te vervolgen, geeft de partij simpelweg opdracht tot het maken van een paar nieuwe wetten. Nu worden deze toegepast, met terugwerkende kracht." Deze wetten werden gedicteerd door Jiang, het Nationale Volkscongres slechts gebruikend als een rubberen stempel. Door dit te doen stapte hij eenvoudigweg over de autoriteit die de President door de Grondwet gegeven is. Deze wetten met terugwerkende kracht toepassen om Falun Gong beoefenaars te vervolgen en ze tot celstraffen te veroordelen is eveneens een illegale handeling.
Alhoewel veel provincies snel waren met het inwerking stellen van Jiangs beleid jegens Falun Gong, voerden enkele zuidelijke provincies, zoals Guandong, de vervolging niet zo krachtig uit als Jiang had geëist. Jiang bezocht daarom in februari 2000 deze zuidelijke provincies, om hen aan te sporen en zeker te stellen dat ze zijn beleid volgden. Hij bekritiseerde met name de provincie Guandong voor niet "haar best gedaan te hebben in het vervolgen van Falun Gong" en voor "te zacht" te zijn geweest. Hij vroeg de provincie gouverneur van Guandong, Li Changchun, om een verklaring af te leggen tijdens de conferentie van het Politieke Bureau om zijn "spijt te betuigen" wat betreft zijn gebrek aan inspanningen op dit gebied.
Onder de druk van Jiang, begonnen Guandong net als andere zuidelijke provincies langzaamaan Falun Gong beoefenaars op te pakken en ze massaal naar werkkampen te sturen. Onder een van de eersten die uit de Guandong provincie naar werkkampen gestuurd werden, bevond zich een vroegere klasgenoot van Hu Jintao, de vice-president van China (en de man die Jiang zou opvolgen als president en voorzitter van de communistische partij). Hu is zeer passief geweest in het uitvoeren van Jiangs campagne tegen Falun Gong. Om Hu te dwingen dit te accepteren, stuurde Jiang een krachtige dubbele boodschap uit: niemand mag uitgezonderd worden van de vervolging, en niemand van het Chinese leiderschap mag proberen zijn verantwoordelijkheid voor het uitvoeren ervan te ontvluchten.
Aan het eind van 2003 zijn details van 852 sterfgevallen bevestigd door het Falun Dafa InfoCenter (FDI), met geïnformeerde bronnen die het werkelijke dodental ruim in de duizenden stelden. Volgens het InfoCenter zijn er honderdduizenden vastgehouden, met meer dan 100.000 die veroordeeld zijn tot gedwongen werkkamp, typisch zonder rechtsproces.
Jiangs motieven
CNNs China expert, Willy Wo-Lap Lam, rapporteerde dat de vervolging van Falun Gong in feite een poging is van Jiang om zijn eigen macht zeker te stellen. Lam citeerde een partij-kenner op 6 februari 2001 die zei "door een Mao-stijl beleid toe te passen, dwingt Jiang de senior kaders loyaliteit aan hem af te leggen. Dit zal Jiangs autoriteit een duw vooruit geven - en hem genoeg kracht geven om de gang van zaken tijdens het komende, kritieke 16e Congres van de Communistische Partij volgend jaar te dicteren."
Anderen die de mensenrechtenschendingen jegens Falun Gong in China bestudeerd hebben, brachten echter een veel mondainere verklaring: jaloezie. Beschouw de gebeurtenissen in de lente van 1998. De Yangtze rivier stroomde over. Jiang bezocht de stad Wuhan in een inspectietour langs de bedreigde gebieden. Volgens ooggetuigen, won een bepaalde groep die aan de dijken werkte zijn aandacht. Ze werkten heel goed samen met veel enthousiasme. Hun deel van de dijk bleef overeind in de overstroming. Jiang was erg tevreden. Hij vroeg wie die werkers waren. Toen hem verteld werd dat het locale Falun Gong beoefenaars waren, die zich als vrijwilliger aangeboden hadden voor deze taak, werd hij woedend, stampte op de grond en maakte rechtsomkeerts.
"Jiang was jaloers op de wijdverbreide populariteit van Falun Gong onder het volk", zegt Dr. Shiyu Zhou, een woordvoerder voor het Falun Dafa InfoCenter. "Falun Gong heeft de aandacht van de natie gegrepen en leek werkelijk veranderingen in de gemeenschap te bewerkstelligen. Na zo veel jaren van onrust, keerden mensen in China terug naar een meer traditionele Chinese manier van leven, samenwerkend, eerst aan anderen denkend voor aan zichzelf en nadruk leggend op vriendelijkheid. Het mag zielig klinken, maar de bewondering die de mensen voor Falun Gong hadden, maakte hem furieus. Dat is de belangrijkste reden waarom hij het gedaan heeft."
Dr. Michael Pearson-Smith woont in Melbourne, Australië, en werkt in de educatieve uitgeverij en verkoop.