Op vrijdag 15 juli stapte een nobele processie van vrouwen in het wit gekleed door Washington DC. Deze optocht maakte deel uit van een reeks activiteiten ter nagedachtenis van de gebeurtenissen die plaatsvonden op 20 juli 1999. De vrouwen droegen foto’s omringd met bloemen. De foto’s zijn herdenkingen – elk individu werd vermoord tijdens de nog steeds voortdurende vervolging van Falun Gong in China – en samen tonen ze het bittere nalatenschap van de voormalige Chinese communistische leider Jiang Zemin. Volgens nieuwsberichten zou Jiang ofwel dood ofwel hersendood zijn, verbonden aan een ademhalingstoestel.
Op 20 juli 1999 was Jiang de grote leider van de Chinese communistische partij en liet hij de meest systematische campagne van mensenrechtenschendingen ooit gezien in het huidige China losbarsten: de vervolging van de spirituele beoefening Falun Gong. Dhr. Li Hongzhi begon Falun Gong in het openbaar te onderwijzen in zijn thuisstad Changchun in mei 1992. Falun Gong, een qigongpraktijk, bevat een reeks van vijf meditatieve oefeningen en volgt de principes van waarachtigheid, mededogen en verdraagzaamheid. Beoefenaars ervaren uitzonderlijke gezondheidsverbeteringen, en bijzondere verbeteringen van hun karakter. De beoefening verspreidde zich snel van mond tot mond door China. Tegen 1999 beoefenden volgens westerse media (die Chinese ambtenaren citeerden) dat 70 miljoen Chinezen het beoefenden – een ambtenaar van de Chinese Commissie van Sport suggereerde in een interview met US News en World Report dat 100 miljoen mensen Falun Gong beoefenden.
25 april
Vòòr 25 april 1999 zijn er alleen enkele anekdotes bekend over Jiangs ontmoetingen met Falun Gong beoefenaars. Op 25 april 1999 echter, verzamelden meer dan 10.000 beoefenaars zich buiten het Centrale Klachtenbureau van de Staatsraad in Beijing. Dit bureau bevindt zich in dezelfde straat als het hoofdbureau van de leiders van de CCP. De beoefenaars waren gekomen om in alle rust een einde te vragen aan het onwettelijke tiranniseren van hun beoefening. Jiang kwam in een limousine de menigte observeren, een menigte die geordend in rijen op de stoep stond. Later die avond, “duidelijk in de grip van een spirituele crisis” zoals een westerse journalist het stelde, schreef Jiang een brief naar het Politburo en eiste actie. Het was een voorbode van de vervolging die drie maanden later begon.
Adacemici geven een resem aan oorzaken voor de vervolging, geassocieerd met de ideologie en geschiedenis van de CCP ideologie, die verklaren waarom Falun Gong – met zijn onafhankelijkheid van de staat, traditionele opvattingen en veel aanhangers – een doelwit zou kunnen worden van een politieke campagne. Maar het is duidelijk dat Jiang het heel persoonlijk nam.
In zijn brief verwees Jiang dat sinds 1992, toen Falun Gong pas onderwezen werd, het “een onderdeel werd in de activiteiten van een groot aantal sociale groepen van Partij- en kaderleden, intellectuelen, de dienstensector, arbeiders en boeren.” Dit was Jiangs manier om duidelijk te maken dat Falun Gong enorm geapprecieerd werd en vele mensen het beoefenden. “Nochtans heeft het onze waakzaamheid niet gewekt. Ik ben diep beschaamd.” Hij vulde aan dat “het ideologische en politieke werk” – refererend naar het indoctrineren van het volk met de Partij-ideologie – helemaal niet sterk genoeg was. “We moeten correcte wereldvisies hebben, een filosofie en waarden die de kaderleden en de grote massa moeten onderwijzen,” schreef hij.
De laatste paragraaf verduidelijkte wat dit betekende: “Kan het marxisme van onze communisten, het materialisme en atheïsme waarin we geloven, werkelijk niet winnen van die dingen uitgezonden door Falun Gong? Mocht dat het geval niet zijn, zou dat dan geen immense grap zijn? Onze leidinggevende kaderleden op alle niveaus, vooral diegenen op de hoogste niveaus, zouden het moeten afzweren!” Hij benoemde de bijeenkomst later als “het meest ernstige politieke incident sinds 4 juni” (refererend naar het Tiananmen bloedbad op 4 juni 1989). Naast de grote haast van de Partij voor ideologische strijd en maatschappelijke dominantie – communistische partijpropaganda had gezegd dat Falun Gong “competitie voerde met de Partij voor meer populariteit”, hetgeen wordt beschouwd als een onvergeeflijke misdaad – investeerde Jiang veel in de campagne. “Door een beweging te ontketenen in de stijl van Mao, dwingt Jiang oudere kaderleden om zijn lijn te volgen,” vertelde een Partijveteraan aan Willy Lam, een schrijver over Chinese politiek, op dat moment. “Dit zal Jiangs autoriteit een boost geven … op het 16e Communistische Partijcongres volgend jaar.”
“Het Politburo had niet unaniem gekozen voor de repressie en … Jiang Zemin alleen heeft beslist dat Falun Gong geëlimineerd moet worden,” schreef John Pomfret, journalist bij The Washington Post. “Dit is duidelijk een heel persoonlijke kwestie voor Jiang,” zei een Partij-ambtenaar aan Pomfret. “Hij wil deze organisatie absoluut kapotmaken.”
Met de 25 april-brief stond Jiang’s besluit vast
610 Bureau
Op 7 juni 1999 hield Jiang een vergadering met zijn belangrijkste vertrouwelingen in het Politburo om het “Falun Gong probleem”te bespreken. Hij gaf een toespraak, die later uitlekte, waarin hij eiste dat partijleden deze kwestie “serieus moeten nemen, meer grondig onderzoek moeten doen en effectieve tegenmaatregelen moeten nemen.”
Tijdens dezelfde vergadering schetste hij een propagandastrategie die tijdens de komende jaren uitgespeeld zou worden op de Chinese TV en in kranten, volgens een boek geschreven door James Tong, een professor in Chinese politiek op de UCLA. Het regime wilde de “politieke motieven” van Falun Gong onthullen, laten zien dat de praktijk “doden, zelfmoord en schizofrenie” veroorzaakt en een systematische kritiek van “bijgeloof” aantonen waar Falun Gong, een spirituele praktijk, van werd beschuldigd.
Na die vergadering werden ook interne richtlijnen aan alle Communistische Partijleden en leden van de Jeugdliga verstuurd, die de taal en tactieken weerspiegelden die in de Culturele Revolutie werden gebruikt, om “onmiddellijk een duidelijke grens te trekken met Falun Gong, om los te breken van zijn groepen en terug te keren naar de correcte standpunten van de Partij.”
Drie dagen later, op 10 juni, werd het 610 Bureau opgericht. Het 610 Bureau is een Partijorgaan, een bekrachtigde geheime dienst die enorm gefinancierd werd en autoriteit kreeg. Het was het “persoonlijke privé-instrument van Jiang Zemin om Falun Gong te vervolgen”, volgens een studie samengesteld door de Wereld Organisatie om de Vervolging van Falun Gong te Onderzoeken. Het 610 Bureau wordt vaak vergeleken met de Gestapo van de Nazi’s, dat Hitler gebruikte om Joden te vervolgen. Samen met het gebruik van nationale geheime diensten om beoefenaars te arresteren en te martelen, werden 610 Bureaus verankerd in de hele maatschappij om beoefenaars op te sporen en hen te laten “transformeren” – het dwingen om hun geloof op te geven – in hersenspoelcentra, psychiatrische ziekenhuizen, zware gevangenissen en werkkampen.
Volgens Tong gaf Jiang tussen 25 april en 20 juli, toen de vervolging officieel gelanceerd werd, tenminste 3 toespraken en bracht hij 13 geschreven politieke richtlijnen over het onderwerp in circulatie.
Volgens doctor in Chinese politiek Daniel B. Wright, gebruikte het Centrale Propaganda Departement “Tv-stations, radio, kranten en tijdschriften in een krachtige poging tot demoniseren.”
Binnen 30 dagen van deze stevige aanpak, had de officiële spreekbuis van de Partij, de People’s Daily, 347 artikelen gepubliceerd die Falun Gong aanvielen.
Haatpropaganda tegen de praktijk vond zijn weg naar scholen, regeringskantoren en fabrieken. Ieder niveau van de maatschappij was vereist mee te doen in de laster en vervolging.
Persoonlijke kruistocht
Omdat het de persoonlijke kruistocht van Jiang was, verscheen hij vaak in beeld. In september 1999 tijdens het forum van de Azië-Pacific Coöperatie in Nieuw-Zeeland, gaf Jiang persoonlijk anti Falun Gong propagandaboeken aan veel van de deelnemers, inclusief toenmalig President Clinton.
“Het gebaar deed diplomaten versteld staan,” schreef John Pomfret in die tijd. Het boek zat vol met extreme propaganda van het Chinese regime.” “Deze vent dacht werkelijk dat we dit moesten weten,” merkte een Westerse diplomaat naderhand op.
Een maand later in Frankrijk maakte Jiang zijn Falun Gong kruistocht publiek. Hij zei in een interview in Le Figaro dat Falun Gong een “kwaadaardige sekte” was en die opmerkingen werden wijd in China verspreid. Een maand later, in oktober, was de benoeming van “sekte” officieel en werd het de kern van de anti-Falun Gong propagandacampagne.
Pomfret schrijft, “Het was Jiang die verordend had om Falun Gong te bestempelen als een “sekte” en vereiste vervolgens een wet die sektes verbood,” vermeld een bron van de Communistische Partij.
Voor diegenen die weigerden hun geloof in Falun Gong op te geven, waren de instructies van Jiang zeer helder: voer de nodige organisatorische maatregelen uit… voer deze maatregelen vastberaden uit… Isoleer degenen achter de schermen zoveel mogelijk en val vastberaden de centrale planners en organisatoren aan, zonder genade.
“Geen Genade”
Het “geen genade” beleid ligt achter de grootschalige vervolging en is gericht op beoefenaars van alle leeftijden. Hersenspoelklassen, seksueel misbruik en verkrachting, injecties met drugs die je geest aantasten en fysieke marteling zijn allemaal cruciale elementen van de campagne.
Volgens het Falun Dafa Informatie Centrum zijn er op dit moment tenminste 3400 bevestigde doden door marteling en misbruik. Het is zeer moeilijk om informatie over zulke misdaden uit China te krijgen en het Centrum is bang dat het werkelijke aantal in de tienduizenden ligt. Negen nieuwe doden als gevolg van marteling zijn in juni 2011 gerapporteerd.
De 44 jarige Huang Wei, eigenaar van een kleine boekenwinkel is zo’n kenmerkend geval. Hij werd in 2009 ontvoerd door de politie en onderworpen aan elektrische schokken, slaaponthouding, dwangarbeid, slagen en hersenspoeling. Maar het waren de drugsinjecties die uiteindelijk tot zijn dood leidden. Toen bewakers zagen dat hij moeite had met ademen en met lopen, stuurden ze hem naar huis. Uitgemergeld en verward herstelde hij niet meer. Huang Wei overleed twee en een halve week later, op 29 april.
Amnesty International rapporteert dat voormalige medegevangenen zeggen dat Falun Gong beoefenaars “één van de grootste groepen van gevangenen vormen.” Het centrum schat dat in dwangarbeidskampen het aantal beoefenaars 200.000 tot 1 miljoen is. In dwangarbeidskampen zijn beoefenaars, naast het krijgen van slechte voeding, marteling en extreem lange werkuren, kwetsbaar om meegnomen te worden voor gedwongen, levende orgaanoogst.
De onderzoekers David Kilgour en David Matas zeggen dat tussen 2000 en 2005, 41.500 transplantatie-operaties zijn gedaan waarvoor de Chinese staat geen bron van organen kan aangeven. De twee advocaten concluderen dat de bron waarschijnlijk afkomstig is van organen van Falun Gong beoefenaars.
Bron: Epoch Times: http://www.theepochtimes.com/n2/china-news/jiang-zemins-bitter-legacy-59028.html