Tegen het einde van 2000, anderhalf jaar na het begin van de vervolging, was de steun bij de CCP-achterban tot een dieptepunt gedaald. Eerder dat jaar had Jiang Zemin al in de zuidelijke provincies vergeefs geprobeerd steun voor zijn vernietigingscampagne te krijgen van lokale leiders. Ook het publieke draagvlak voor de vervolgingscampagne was historisch laag.
Massale propagandastunt bedacht door de CCP om Falun Gong te demoniseren in de geesten van de Chinese mensen.
In scène gezet
Op 23 januari 2001, staken naar verluidt vijf individuen zichzelf in brand op het Tiananmen plein in Beijing. Het geheel was vanuit meerdere hoeken met camera's gefilmd. Slechts enkele uren daarna werden door de staat gecontroleerde media massaal reportages uitgezonden waarin gesteld werd dat de personen die zichzelf in de brand staken Falun Gong beoefenaars waren. Deze reportages bevatten gruwelijk beeldmateriaal van de slachtoffers die Falun Gong direct verantwoordelijk hielden voor hun tragedie.
In de weken die volgden kwam een grote hoeveelheid bewijsmateriaal (waaronder een artikel in de Washington Post, waarin overtuigend bewezen werd, dat twee van de "zelf-verbranders" nooit Falun Gong beoefenaars konden zijn geweest) naar buiten waaruit bleek dat het hele incident in scène gezet was. Nauwkeurige analyse van de CCP video van het voorval (zie www.falsefire.com) toont aan, dat één van deze “zelfverbranders” neergeknuppeld werd door een CCP agent. Brandblussers waren onwaarschijnlijk snel ter plaatse, maar er werd gewacht met doven van het vuur kennelijk tot er voldoende beeldmateriaal gefilmd was. Daarnaast wezen stemanalyses uit dat de stemmen van de mensen op het plein nagesynchroniseerd moeten zijn geweest. Mensen in China hadden echter geen toegang tot deze informatie.
Invloed van het incident
Door de intensieve campagne om de zogenaamde zelf-verbranders als Falun Gong beoefenaars te bestempelen, veranderde de publieke opinie van sympathie en respect voor Falun Gong in woede en haat. Haatmisdrijven gericht op Falun Gong beoefenaars staken plotseling de kop op en de CCP intensiveerde de vervolging met een toename van arrestaties, foltering en moord.
Met 70 tot 100 miljoen beoefenaars was Falun Gong in China tot medio 1999 een gerespecteerd begrip. De in scène gezette zelfverbranding veranderde dit echter volledig en tot op de dag van vandaag blijft het de meest invloedrijke factor van afkeer en haat tegenover Falun Gong onder de Chinezen. De heersende apathie en vijandigheid tegenover Falun Gong heeft de poging van het regime om de praktijk uit te roeien vergemakkelijkt en heeft indirect bijgedragen aan de tienduizenden gevallen van laster,foltering en moord.