Bewakers van gevangenis in de stad Kaifeng verplichten beoefenaars om buiten bij vriestemperatuur op de met sneeuwbedekte grond te mediteren in een poging hun wil te breken en in de hoop dat de beoefenaars hun geloof zouden opgeven door het systematisch toepassen van verschillende marteltechnieken en vernedering.
8 Februari 2000, kort na 8 uur s avonds, schreeuwden bewakers van de gevangenis van Kaifeng stad in de provincie Henan, "Falun Gong! Buiten komen en jullie oefeningen doen!" Het was ijskoud en de koude wind ging door merg en been. Politieagenten goten emmers water over de met sneeuw bedekte grond en dwongen vervolgens beoefenaars om op blote voeten en enkel gekleed in hun ondergoed op de grond te mediteren. Sommigen werden zelfs gedwongen om op een sneeuwbank bij een muur te zitten. De bewakers spaarden zelfs beoefenaars niet die hun maandelijkse periodes hadden.
Zware kledij dragend en bewapend met stevige politieknuppels en zaklantaarns, riepen de dronken bewakers, "Jullie willen oefenen? Oefen!" Er zaten 14 beoefenaars op de grond, van 20 tot 58 jaar oud. De bewakers en hun supervisors vulden het binnenplein en bedreigden voortdurend de beoefenaars met hun knuppels.
De beoefenaars die orders hadden gekregen om binnen te blijven, lazen met luide stem artikelen van Falun Dafa om de beoefenaars buiten moed in te spreken en om hen te stimuleren niet hun geloof op te geven. Tegelijk vroegen zij herhaaldelijk aan de bewakers om hun brutaliteiten te beëindigen. Desondanks legden de bewakers ijs op de handen en hoofden van de beoefenaars en riepen "Laat maar eens zien hoe jullie oefenen! Niemand wordt toegelaten naar de dokter te gaan!"
De beoefenaars zaten stil op de bevroren grond. De marteling duurde tot middernacht. Bang dat sommige beoefenaars zouden sterven, droeg de politie hen één voor één binnen. De onderste ledematen van vele beoefenaars waren verdoofd door de koude. Zodra zij binnengebracht werden, haastten de beoefenaars die binnen zaten zich om hen met hun eigen lichamen op te warmen.
De volgende ochtend zagen mensen een rij holtes in het ijs, de plaatsen gemarkeerd waar de beoefenaars werden gemarteld. Het ijs smolt pas enkele dagen later. De dag hier opvolgend, uit angst dat hun misdaden bekend zouden raken, weerhielden de beambten van de gevangenis de beoefenaars van het gebruik maken van hun buitenpauze en te converseren met anderen.