Onderstaand artikel geeft een hoofdstuk weer uit de Genocide-aanklacht ingediend in Nederland tegen Chinese leiders verantwoordelijk voor de foltering en Genocide van Falun Gong beoefenaars in China. Ingegaan wordt op de betrokkenheid van ex-president van China Jiang Zemin, Li Lanqing en de Chinese Minister van Handel Bo Xilai. Tevens wordt ingegaan op het feit dat geen van bovenstaande leiders immuniteit genieten voor de misdaden die zij begaan hebben in de vervolging van Falun Gong.
Hieronder vindt u hoofdstuk 2 uit de Nederlandse Genocide Aanklacht opgesteld door advocate Liesbeth Zegveld van Böhler Franken Koppe Wijngaarden advocaten in opdracht van Falun Gong Stichting Nederland. De aanklacht werd op 2 december 2004 bij hoge uitzondering persoonlijk overhandigd aan de Officier van Justitie.
2. Betrokkenen 2.1 Betrokkenheid Jiang Zemin
Jiang Zemin is president van China geweest van 27 maart 1993 tot 15 maart 2003. Hij is Secretaris-Generaal van het Centraal Comité van de Chinese Communistische Partij geweest van september 1997 tot november 2002. Jiang Zemin is van 27 maart 1993 tot 19 september 2004 voorzitter geweest van het Centraal Militair Comité dat tot de Communistische Partij behoort. Hij heeft tevens sinds 27 maart 1993 tot heden de functie van voorzitter van het Centraal Militair Comité dat tot de regering van China behoort, bekleed. Beide Comités zijn verantwoordelijk voor het Chinese leger en hebben overlappende functies.
Jiang Zemin is in zijn hoedanigheid als hoofd van het Centraal Militair Comité verantwoordelijk voor de uitvoering van genocide en foltering van Falun Gong-beoefenaars, waarbij Falun Gong-beoefenaars zijn gearresteerd, en geestelijk en lichamelijk mishandeld, met in sommige gevallen de dood tot gevolg.
Voorts oefent Jiang Zemin achter de schermen nog altijd een aanzienlijke invloed uit op het beleid van de Chinese regering en daarmee op de vervolging van Falun Gong-beoefenaars.
2.2 Betrokkenheid Li Lanqing
Li Lanqing was van 1997 tot november 2002 lid van het Secretariaat van het Politiek Bureau van het 15e Centraal Comité van de Chinese Communistische Partij. Li Lanqing is op 10 juni 1999 aangesteld als hoofd van het “Leadership Team to Deal with the Falun Gong Problem”. Het Office 610 is het uitvoerend orgaan van dit team. Li Lanqing draagt derhalve sinds de oprichting van Office 610 op 10 juni 1999 de verantwoordelijkheid voor het beleid, en de uitvoering van deze organisatie. Li Lanqing heeft deze functie bekleed tot 16 november 2002.
Zoals hierboven aangegeven bij het feitenoverzicht is Office 610 het belangrijkste uitvoerend orgaan in de vervolging van Falun Gong-beoefenaars. In de hoedanigheid als bestuurder van Office 610 is Li Lanqing derhalve verantwoordelijk voor de rol van Office 610 in de genocide en foltering van Falun Gong-beoefenaars door de Chinese autoriteiten.
2.3 Betrokkenheid Bo Xilai \[minister van handel-editor]
Bo Xilai heeft van februari 2001 tot februari 2004 de functie van gouverneur van de Chinese provincie Liaoning bekleed. Gedurende deze periode was hij verantwoordelijk voor het Chinees beleid inzake de vervolging van Falun Gong-beoefenaars en de uitvoering hiervan in de Liaoning provincie (zie hierboven paragraaf 1.4). Hij heeft hierbij eveneens de verantwoordelijkheid gedragen voor het Masanjia werkkamp en vergelijkbare werkkampen in de provincie.
Bo Xilai is derhalve verantwoordelijk voor alle handelingen van genocide en foltering van Falun Gong-beoefenaars die hebben plaatsgehad in deze provincie.
Bo Xilai is sinds februari 2004 de minister van Handel van China.
2.4 Immuniteit
Staatshoofden en ministers van Buitenlandse Zaken genieten op basis van het international gewoonterecht immuniteit voor handelingen verricht in de beroepssfeer tijdens hun ambtsperiode (uitspraak van het Internationaal Gerechtshof in de zaak van The Congo v. Belgium). Betoogd (Editor: dit kunt u vinden in dit faluninfo.nl artikel) kan worden dat Jiang Zemin de vervolgingshandelingen tegen Falun Gong-beoefenaars tijdens zijn ambtsperiode als president van China heeft verricht buiten zijn officiële functie, dus als privé persoon, voor welke handelingen hij derhalve geen immuniteit geniet.
Deze aangifte richt zich echter met name op de handelingen die Jiang Zemin heeft verricht in zijn hoedanigheid als voorzitter van het Centraal Militair Comité van China na de beëindiging van zijn functie als president van China op 15 maart 2003. Voor deze handelingen geniet Jiang Zemin in ieder geval geen immuniteit en kan hij derhalve strafrechtelijk worden vervolgd. Derhalve kan Jiang Zemin als voorzitter van het Centraal Militair Comité van China vervolgd worden voor de genocide en foltering van Falun Gong-beoefenaars begaan door de Chinese autoriteiten in de periode van 15 maart 2003 tot 19 september 2004.
Li Lanqing geniet geen immuniteit, aangezien hij niet binnen de categorie personen valt voor wie op basis van het internationaal gewoonterecht immuniteit geldt. Li Lanqing kan derhalve worden vervolgd voor alle handelingen ten aanzien van genocide en foltering van Falun Gong-beoefenaars die zijn verricht door Office 610.
Bo Xilai geniet eveneens geen immuniteit, aangezien hij niet binnen de categorie van personen valt voor wie op basis van het internationaal gewoonterecht immuniteit geldt. Bo Xilai kan derhalve worden vervolgd voor alle handelingen ten aanzien van genocide en foltering van Falun Gong-beoefenaars die zijn verricht in de provincie Liaoning.