The New York Times verspreidt onwaarheden over Falun Gong in een aanval op rivaliserende media

11-12-2020 Propaganda

De New York Times publiceerde een artikel op de voorpagina met de titel "How an Obscure Newspaper...". Dit artikel verspreidt onnauwkeurigheden over Falun Gong, evenals een opvallende bagatellisering van de aard en de omvang van de schendingen van de mensenrechten waarmee Falun Gong beoefenaars in China te maken hebben.

In een tijd waarin miljoenen onschuldige Falun Gong-aanhangers in China - die geen band hebben met de Amerikaanse media en het politieke landschap - geconfronteerd worden met ontvoeringen, martelingen en buitengerechtelijke executies door toedoen van de Chinese Communistische Partij (CCP), vormen deze problemen een grove nalatigheid, of misschien zelfs kwaadwilligheid, van de kant van de New York Times.

"Het bedroeft ons te zien dat de New York Times Falun Gong kwaadaardig behandelt in een aanval op een rivaliserend mediakanaal. De fouten die in dit artikel gemaakt worden over de op de Boeddha School gebaseerde spirituele praktijk en de belangrijke omissies rond de vervolging in China wijzen op een bizarre en verontrustende neergang van wat ooit een pijler was van de Amerikaanse journalistiek," zegt Falun Dafa Information Center Executive Director, Levi Browde.

"De problematische rapportage in dit artikel is helaas geen anomalie. Het komt eerder in de context van een twintig jaar durende bijna volledige stilte door de New York Times over de verschrikkelijke schendingen van de mensenrechten die in China aan de gang zijn tegen gewone Chinezen die Falun Gong beoefenen. Dit terwijl er wel bericht wordt overg over andere vervolgde religieuze groepen in China en elders", zegt Browde. Tenminste één voormalige verslaggever van de New York Times heeft publiekelijk verklaard dat zij ontmoedigd werd om onderzoek te doen naar bewijzen van orgaanroof op grote schaal bij Falun Gong gewetensgevangenen.

Verdachte stilte temidden van vreselijke wreedheden

Het artikel in de New York Times reduceert het totaal aantal mensenrechtenschendingen waarmee Falun Gong in China wordt geconfronteerd als louter beschuldigingen van Falun Gong en alleen Falun Gong: "De groep... beschuldigt [de CCP] van het martelen van Falun Gong beoefenaars en het oogsten van de organen van degenen die geëxecuteerd zijn." Een zijdelingse referentie merkt op dat tienduizenden beoefenaars naar werkkampen werden gestuurd "in de beginjaren", wat zou impliceren dat slechts weinig Falun Gong beoefenaars in China vandaag de dag met leven en dood worden bedreigd.

Deze voorstelling van zaken kon niet verder van de waarheid zijn. Freedom House schat dat zeven tot twintig miljoen mensen in China nog steeds Falun Gong beoefenen. Het Falun Dafa Informatiecentrum heeft niet alleen gedocumenteerd en gerapporteerd over duizenden illegale ontvoeringen, lange straffen, martelingen en sterfgevallen in gevangenschap alleen al in 2020, maar Chinese overheidswebsites wijzen op een nieuwe campagne om Falun Gong in steden en dorpen in het hele land "op nul te zetten".

Belangrijk is dat het niet alleen Falun Gong bronnen zijn, die het extreme geweld hebben gedocumenteerd waaraan deze vreedzame groep mensen in China onderworpen worden. Al 20 jaar lang worden miljoenen mensen lastiggevallen, opgesloten, gefolterd of gedood door de Chinese autoriteiten, een feit dat regelmatig wordt gedocumenteerd in jaarverslagen van onder andere de Verenigde Naties, Amnesty International, Freedom House en het Amerikaanse ministerie van Buitenlandse Zaken.

Hier is een kleine greep uit dergelijke verslagen:

  • De speciale VN-rapporteur voor foltering, Manfred Nowak, rapporteerde in 2007 dat "Falun Gong beoefenaars 66 procent vormden van de slachtoffers van vermeende martelingen in gevangenschap door de overheid."
  • In 2016 keurde het Amerikaanse Huis van Afgevaardigden unaniem Resolutie 343 van het Huis goed, "waarin het zijn bezorgdheid uitspreekt over de aanhoudende en geloofwaardige meldingen van systematische, door de staat gesanctioneerde orgaanoogst" van Falun Gong beoefenaars in "grote aantallen". De tekst van de resolutie merkte op dat "in veel detentiecentra en werkkampen de gewetensgevangenen van Falun Gong de meerderheid vormen en naar verluidt de langste straffen en de slechtste behandeling krijgen".
  • In een verslag van het Freedom House uit 2017, dat een uitgebreid hoofdstuk over Falun Gong bevatte, werd vastgesteld dat ondanks de 17 jaar durende campagne van de CCP om de groep uit te roeien, miljoenen mensen blijven oefenen. Het rapport stelde vast dat "Falun Gong beoefenaars in heel China onderworpen zijn aan wijdverspreid toezicht, willekeurige detentie, gevangenschap en marteling, en dat ze een groot risico lopen om buitengerechtelijk te worden geëxecuteerd", en meldde dat 933 gevallen van beoefenaars die veroordeeld zijn tot gevangenisstraffen tot 12 jaar, onafhankelijk geverifieerd, waarbij werd opgemerkt dat dit slechts een deel van de gedetineerden is en dat "er aangenomen wordt dat er nog duizenden meer worden vastgehouden in verschillende gevangenissen en extralegale detentiecentra".
  • In het rapport van Amnesty International van 2017/18 staat: "Falun Gong beoefenaars bleven onderworpen aan vervolging, willekeurige opsluiting, oneerlijke processen en marteling en andere vormen van mishandeling". In 2013 publiceerde de mensenrechtengroep een gedetailleerd rapport dat niet alleen de martelingen van Falun Gong-detinenten in het werkkampensysteem grondig documenteerde, maar ook de grootschalige afleiding van degenen die weigerden hun geloof af te zweren naar door de rechter beheerde gevangenissen en extralegale detentiecentra toen het werkkampennetwerk werd afgeschaft

Wat betreft het onderwerp van orgaanroof, de realiteit dat Falun Gong beoefenaars gedood worden voor hun organen in China is nu algemeen geaccepteerd onder mensenrechtenorganisaties, beleidsmakers en academische kringen. In 2019 riep Sir Geoffrey Nice QC, een voormalig aanklager bij het Internationaal Straftribunaal voor het voormalige Joegoslavië, die de vervolging van Slobodan Milosevic leidde, een onafhankelijk tribunaal van medische, juridische en China deskundigen bijeen in Londen. Na beoordeling van al het bewijsmateriaal kwam het panel tot de conclusie dat Falun Gong-aanhangers "op significante schaal" voor hun organen werden en nog steeds worden gedood. Dit verhaal werd gepubliceerd door de BBC, Forbes, The Guardian, Newsweek, The Telegraph, The Wall Street Journal en NBC.

De New York Times heeft geen verslag uitgebracht over dit verhaal.

Dit alles roept de vraag op: waarom zou de New York Times, gezien de uitgebreide documentatie van mensenrechtenorganisaties, democratische regeringen in het Westen, de Verenigde Naties en vele andere media, in dit artikel het geheel van het bewijs karakteriseren als "De groep... beschuldigt"? Is de New York Times terughoudend om het volledige verhaal over de vervolging van Falun Gong te vertellen? En zo ja, waarom?

Misschien heeft het iets te maken met de ontmoeting tussen de uitgeverij van de New York Times, Arthur Sulzberger Jr., en de voormalige CCP-leider Jiang Zemin (die in zijn eentje de vervolging van Falun Gong begon) in 2001? Na deze bijeenkomst was er geen zinvolle reportage over de Falun Gong-vervolging voor de volgende 20 jaar (met één opmerkelijke uitzondering: het werk van Andrew Jacobs).

De uitgever van de New York Times ontmoet in 2001 de Chinese leider van de Communistische Partij, Jiang Zemin, die direct na de massamoord op de Tiananmen in 1989 aan de macht kwam en in zijn eentje de opdracht gaf voor de vervolgingscampagne tegen Falun Gong. Na deze ontmoeting is de Times grotendeels gestopt met het rapporteren over Falun Gong.

 Ongeacht de reden, is het ironisch genoeg één van de eigen New York Times mensen die een van de meest directe getuigenissen geeft van het zwijgen.

De getuigenis van voormalig New York Times-correspondent Didi Kirsten Tatlow voor het China Tribunaal suggereert niet alleen dat de gedwongen orgaanoogst van gewetensgevangenen in China plaatsvindt en dat het een publiek geheim was onder transplantatiechirurgen, maar vooral dat de New York Times haar actief ontmoedigde om over dit feit verslag uit te brengen.

Schaamteloze onwaarheden

Dit artikel in de New York Times bevat ook flagrante leugens over de Falun Gong leer en geloofsovertuigingen. Het artikel propageert bijvoorbeeld het idee dat Falun Gong "het interraciale huwelijk verbiedt". Maar zelfs het meest basale onderzoek van Falun Gong gemeenschappen waar ook ter wereld, inclusief hier in New York, toont aan dat interraciale huwelijken en kinderen van gemengde rassen in overvloed aanwezig zijn. In feite zijn de directeur van het Falun Dafa Informatie Centrum en verschillende leden van de vrijwillige staf van het Centrum in interraciale huwelijken, velen met kinderen. Allen beoefenen Falun Gong.

Waar komt dit dan vandaan? In de afgelopen jaren zijn Chinese ambassade websites in het hele Westen begonnen met het gebruik van deze zinsnede om Falun Gong te demoniseren in hun Engelstalige propaganda, omdat ze weten dat het in het Westen voet in aarde zal krijgen.

Door deze onwaarheid in het artikel op te nemen, laat de New York Times zien dat het niet lukt om zelfs maar een basisniveau van feitencontrole uit te voeren, of erger nog, dat het bewust is opgenomen om de vertelling van het verhaal te versterken. Dit artikel herhaalt ook extra CCP-propagandapunten over Falun Gong, die verder kunnen worden onderzocht op: https://faluninfo.net/misconceptions/ en https://nl.faluninfo.eu/staatsapparaat/propaganda

Het impliceren van gewelddadigheid of erger

Ook in dit artikel van de New York Times werden subtielere, maar niet minder misleidende uitspraken gedaan.

Bij het karakteriseren van sommige van zijn bronnen, geeft de auteur aan dat ze anoniem spraken omdat ze "vreesden voor vergelding... [van] Falun Gong." Het artikel presenteert geen bewijs of geloofsovertuiging voor deze 'angst', maar de connotatie van geweld is het compleet tegenovergestelde van de vreedzame aard van de praktijk, en de manier waarop de Falun Gong beoefenaars zich gedragen.

Bovendien is er een overvloed aan publieke figuren die de Falun Gong gemeenschap goed hebben leren kennen en die kunnen getuigen dat een dergelijk gevoel ongegrond is. David Kilgour, voormalig Canadees staatssecretaris (Asia Pacific) beschrijft Falun Gong als: "wonderbaarlijk lieve, aardige mensen zonder een gemene streek in hun lichaam." Professor Arthur Waldron, Lauder Professor van Internationale Betrekkingen aan de afdeling Geschiedenis van de Universiteit van Pennsylvania, heeft gezegd dat Falun Gong: "zijn uitstekende mensen in elk opzicht: intelligent, goed opgeleid, hardwerkend, moreel in hun gedrag, moedig."

In feite hebben miljoenen mensen in heel China al meer dan 20 jaar te maken met vreselijk geweld en onderdrukking en dit staat in sterk contrast met de vreedzame acties van Falun Gong beoefenaars wereldwijd om deze vervolging te stoppen. In een recent geval, gemeld door het Falun Dafa Informatie Centrum, kwam een Falun Gong beoefenaar daarentegen zijn zus te hulp die het slachtoffer was van huiselijk geweld. In plaats van de mishandelaar te arresteren, hield de Chinese politie de beschermer vast en veroordeelde hem tot zeven jaar gevangenisstraf vanwege zijn geloof.

Maar nogmaals, niets van deze context is opgenomen in het New York Times artikel en de lezers worden beïnvloed om Falun Gong te beschouwen als een groep die vatbaar is voor "vergelding". - een begrip dat hoogst misleidend is.

Politiek vooroordeel

De pogingen van de New York Times om een specifiek politiek profiel toe te kennen aan Falun Gong als geheel, zijn over de schreef.

De Falun Gong gemeenschap en de oprichter van Falun Gong, Li Hongzhi, hebben geen politieke banden in de VS of elders. In feite heeft de heer Li herhaaldelijk een beroep gedaan op de beoefenaars van Falun Gong om de praktijk niet in de politiek te betrekken. Natuurlijk hebben individuen binnen de Falun Gong gemeenschap hun eigen overtuigingen die het politieke spectrum overspannen, van de zeer liberale tot de zeer conservatieve, en alles daartussenin. Maar de gemeenschap van beoefenaars betrekt zichzelf, als groep of gemeenschap, niet bij de politiek en steunt geen enkele politicus.

Bovendien, als men kijkt naar de steun die Falun Gong heeft ontvangen, vooral in de Verenigde Staten, is het duidelijk dat Falun Gong volledig onpartijdig blijft, zoals het hoort. Als je kijkt naar de resoluties van de Amerikaanse Senaat die de Falun Gong steunen en de vervolging in China aan de kaak stellen (er zijn er in totaal vijf geweest), dan is de lijst van medesponsors tweepartijdig. Resolutie 343 van het Huis werd medegesponsord door 83 Democraten en 102 Republikeinen. Resolutie 605 van het Huis werd medegesponsord door 40 Democraten en 41 Republikeinen. En tenslotte, werd de Concurrerende Resolutie 188 van het Huis gecosponsord door 62 Democraten en 37 Republikeinen.

In juli jongstleden heeft een onpartijdig initiatief met brieven van 18 Republikeinen en 16 Democraten in de Senaat solidariteit met de Falun Gong beoefenaars betuigd en het Chinese regime veroordeeld voor zijn "schandalig optreden tegen Falun Gong beoefenaars".

Een oproep

"Gezien de onwaarheden die over Falun Gong worden verspreid [in het New York Times artikel], is het redelijk om de objectiviteit, zo niet de integriteit, van het artikel in zijn geheel in twijfel te trekken.", zegt Levi Browde, Falun Dafa Information Center Executive Director. 

Het Falun Dafa Informatie Centrum verzoekt de New York Times om het beleid, de invloeden en/of vooroordelen die momenteel bij hen leven en die een eerlijke en accurate verslaggeving over Falun Gong in de weg staan, te verwijderen en het verhaal, het hele verhaal, recht te zetten.

Bron vermelding:
https://faluninfo.net/the-new-york-times-spreads-falsehoods-on-falun-gong-in-attack-on-rival-media/

 

ONDERNEEM ACTIE

In Focus

Voor meer informatie neem contact op met
het Falun Dafa Informatiecentrum

+31 (0)6-46767319 (Peter Houben)
of via het contact formular