(Minghui.org) Mijn naam is Tong Yueying. Aan de universiteit van Jilin was ik professor in biologische- en landbouwtechnieken gedurende 32 jaar. Vanwege mijn geloof in Falun Gong verloor ik mijn werk, mijn gelukkig gezin, en onderging ik vernedering en marteling in een werkkamp.
Gedwongen scheiding
Nadat de Chinese Communistische partij Falun Gong begon te vervolgen in juli 1999, ging ik in januari naar Peking om de reputatie van Falun Gong te verdedigen, en de regering in te lichten dat de vervolging onjuist was. Hiervoor werd ik gearresteerd en teruggebracht naar Changchun in de provincie Jilin, en vastgehouden in het Daguang detentiecentrum voor 15 dagen. Daar bracht ik het Chinese nieuwjaar door.
Ik was een erudiet in mijn afdeling, en een kandidaat voor leidinggevende posities in de universiteit. Omdat ik mijn geloof niet wilde opgeven, zoals de autoriteiten eisten, werd ik van mijn afdeling verwijderd. Ik werd niet meer toegestaan om te onderwijzen, en werd een conciërge.
Mijn man werd gedwongen om van mij te scheiden door zijn en mijn werkplaats. Vanwege dreigementen met degradatie, loonsverlagingen en schorsing, scheidde hij van mij in 2000.
Geïnjecteerd met onbekende drugs
Voorafgaand aan vergaderingen omtrent wetgeving, die de Chinese Communistische regering hield in april 2000, werd ik naar het Tiebei detentiecentrum gebracht, enkel omdat er enkele Falun Gong boeken gevonden werden in mijn huis. Ik werd opgesloten bij terdoodveroordeelde gevangenen.
Een maand later werd ik beschuldigd van “het verstoren van de sociale orde”, en naar het vrouwenwerkkamp in Jilin gestuurd voor een jaar.
Duizenden Falun Gong beoefenaars werden daar vastgehouden. We probeerden allemaal onze situatie te verhelderen, maar werden zwaar gemarteld. Sommigen werden gemarteld met elektrische knuppels, en werden incontinent.
De gevangenisbewakers zeiden openlijk, “Als we jullie doden, wordt dat gezien als zelfmoord, en daarna worden jullie onmiddellijk gecremeerd.”
We zochten toevlucht tot een collectieve hongerstaking als protest tegen de martelingen. De bewakers dwongen ons dan te eten terwijl wij met armen en benen gespreid waren vastgebonden op “dodenbedden”. Bloed gutste vaak uit onze neuzen en lippen tijdens de martelingen. De bewakers gaven ook bevelen aan medegevangenen om mijn gezicht open te krabben, en deze littekens heb ik nog steeds.
Li Hong, Sun Mingyan, en andere bewakers gaven me eens onder dwang een injectie. Eén bewaker zei, “Deze injectie zal je Falun Gong beoefening ruïneren.” Ik weet nog steeds niet wat voor drugs het was.
De moeder van een beoefenaar kwam haar bezoeken en zag hoe het cafetariapersoneel wit poeder in het eten deed. Ze vroeg wat het was en kreeg als antwoord, “Ik weet niet welke drugs het is. Ik volg maar gewoon de orders van mijn meerdere.”
Familie betrokkenheid
Mijn vader Tong Xin en mijn moeder Jin Min beoefenden ook Falun Gong. Ze waren in de zeventig toen ze gearresteerd werden op 29 september 1999, en vastgehouden voor zeven dagen. De lokale politie viel hen vaak lastig, wat hen een angstig leven bezorgde.
Toen ik in het werkkamp verbleef, zorgde er niemand voor mijn kind en kon het niet naar school gaan. Mijn ouders, broers en zussen weenden dagelijks. Mijn moeder stierf in februari 2002.
Gedwongen “Transformatie”
Bovenop mijn gedwongen scheiding werd ook mijn salaris ingehouden door mijn werkplaats. Hierdoor verloor ik mijn inkomen. Onder zulk een grote druk, stortte ik bijna in. Tegen mijn wil schreef ik een verklaring dat ik Falun Gong opgaf. Mijn geval werd toen gebruikt als typisch voorbeeld voor “transformatie”. Ik werd gedwongen om meer dingen te doen die beoefenaars niet zouden moeten doen.
Li Guanghui, onderdirecteur van het 610 bureau in de provincie Jilin, samen met Huang van de provinciale veiligheidsdienst, hadden voorafgaand aan mijn vrijlating een gesprek met mij. Ze vertelden me dat ze mij met alles konden helpen, zelfs illegale dingen. Maar als ze te weten kwamen dat ik opnieuw Falun Gong zou gaan beoefenen, zouden ze mij doden. Ze weerhielden mij ook China te kunnen verlaten voor de komende tien jaar, omdat ze bang waren dat hun misdaden zouden uitkomen. Het 610 bureau heeft mijn “transformatie” jarenlang gebruikt om Falun Gong te belasteren en heeft zo talloze mensen misleid.
Ik heb enorm veel spijt dat ik die vergissing beging, en leef sindsdien in grote pijn en onrust. Op 7 januari 2011 plaatste ik een verklaring op de Minghui website ter bevestiging dat ik mijn beoefening in Falun Gong hervatte. Ik wil ook heel graag mijn oprechte verontschuldigingen aanbieden aan iedereen die door mij beïnvloed werd, en ik hoop dat jullie de propaganda van de partij niet zullen geloven.